1. Zonnepaneel
    1. Inleiding
      Om te pompen is er energie nodig. De eenvoudigste manier is om deze energie uit het lichtnet te halen. Bevindt de installatie zich op een afgelegen plek, dan moet i.v.m. een langere tijd gedacht worden aan een vorm van energieopwekking. Zonnecellen bestaan uit een positief en negatief gemaakte laag halfgeleiders. Onder invloed van licht ontstaat er een electrische spanning tussen beide lagen (fotovoltaische omzetting), waardoor er stroom kan gaan lopen. Zonne-energie is een schone, geluidloze en duurzame energiebron,waarbij geen brandstof wordt gebruikt.
      Als de panelen op de juiste manier zijn aangebracht zijn ze bestand tegen extreme weersomstandigheden zoals storm, hagel, sneeuw en zware vorst.
      Met een zonnepaneel kan op een simpele wijze duurzame energie worden opgewekt. De CO2 vermindering door fotovoltaïsche panelen kan aanzienlijk zijn. Reeds met een paneel van 100 Wp, ongeveer gelijk aan 1 m² dakoppervlakte, kan per dag zo'n 500 g CO2 emissie worden vermeden, die anders door een energiecentrale zou worden uitgestoten.
    2. Capaciteit
      De benaming ‘zonnepaneel’ is eigenlijk fout, aangezien de panelen ook elektrische energie leveren bij donker weer. Zelfs tijdens een regenbui kan er een redelijke laadstroom lopen. De capaciteit van een dergelijk paneel, Solar module ( S ) genoemd wordt uitgedrukt in Watt. Afhankelijk van de grootte, levert een S-100 100 Watt bij een goede instraling van de zon. Omdat zo’n instraling niet iedere dag voorkomt, wordt bij iedere module naast het piekvermogen ook de te verwachten gemiddelde dagopbrengst ( G. D. O. ) vermeld. Deze dagopbrengst is een gemiddelde welke is berekend gedurende de zomermaanden De capaciteit van een zonnepaneel moet ruim voldoende zijn om in de energie behoefte te voorzien. De fysieke afmetingen van een zonnepaneel bedraagt ongeveer 1 m2 / 100W.
      Een populaire afmeting is 50 X 100 cm.
    3. Opstelling

      Door de hogere breedtegraad (52° noorderbreedte) levert de zonnestraling minder energie per m2, en de vaak voorkomende bewolking verstrooit de zoninstraling tot zogenaamd "diffuus" licht: het gelijkmatig uit alle richtingen komende daglicht bij volledig bewolkte hemel.
      De opbrengst van een PV-module is optimaal als het paneel op het zuiden wordt gericht onder een hoek van 36 graden. Het plat neerleggen van een paneel geeft slechts een rendementsverlaging van 13%.
      Door niet optimale plaatsing zal het rendement verder worden verlaagd. Indien onvoldoende vermogen wordt geleverd kan een extra paneel worden bijgeplaatst.
      In het voorjaar hebben we te maken met een ander verschijnsel: veel kortere dagen. Weliswaar zal er nachtvorst ontstaan bij een onbewolkte hemel, maar het is niet zeker (wel waarschijnlijk) dat in die situatie er relatief veel zon-uren zijn. Het verdient dus aanbeveling de plaatsing van het zonnepaneel te laten afhangen aan de stand van de voorjaarszon. In een testopstelling (plaatsing zuid-west onder een hoek van 20 graden geeft een gemiddelde rendementsverlaging van zo'n 10 procent) blijft er ruim voldoende capaciteit over om alle functies uit te voeren.
    4. Onderhoud
      Zonnepanelen vereisen nagenoeg geen onderhoud. De panelen regenen schoon. Het wordt wel aangeraden om af en toe te controleren of geen hardnekkig vuil op de panelen zit. Dit kunt u verwijderen met water en een zachte borstel. De vermogensgarantie bedraagt meer dan 20 jaar.
    5. Meten van sproeibehoefte
      Het zonlicht geeft in ons land een wisselend aanbod: gedeeltelijk onvoorspelbaar, afhankelijk van bewolking – gedeeltelijk voorspelbaar door de meetkundig gekende positie van de zon. Er kunnen veel gegevens ontleend worden van de verschillen in daglengte en de hoogte van de zon.
      De behoefte voor sproeien zal in het algemeen groter zijn naarmate er meer zonlicht op de panelen valt. De sproeiregelaar meet regelmatig de hoeveelheid zonlicht en gebruikt deze waarden om de sproeiduur te bepalen, maar ook het seizoen kan hieruit afgeleid worden.