1. Zonnepaneel
    1. Inleiding
      Om te pompen is er energie nodig. De eenvoudigste manier is om deze energie uit het lichtnet te halen. Bevindt de installatie zich op een afgelegen plek, dan moet i.v.m. een langere tijd gedacht worden aan een vorm van energieopwekking. Zonnecellen bestaan uit een positief en negatief gemaakte laag halfgeleiders. Onder invloed van licht ontstaat er een electrische spanning tussen beide lagen (fotovoltaische omzetting), waardoor er stroom kan gaan lopen. Zonne-energie is een schone, geluidloze en duurzame energiebron,waarbij geen brandstof wordt gebruikt. Met een zonnepaneel kan op een simpele wijze energie worden opgewekt.
    2. Capaciteit
      De capaciteit van een zonnepaneel moet ruim voldoende zijn om in de energie behoefte te voorzien. Bij volle zon levert een gemiddeld zonnepaneel zo'n 100W / m2. Ook als de zon niet schijnt kan de accu worden opgeladen. Zelfs tijdens een regenbui kan er een redelijke laadstroom lopen. Een populaire afmeting is 50 X 100 cm.
    3. Opstelling

      De opbrengst van een PV-module is optimaal als het paneel op het zuiden wordt gericht onder een hoek van 36 graden. Door niet optimale plaatsing zal het rendement verder worden verlaagd. Indien onvoldoende vermogen wordt geleverd kan een extra paneel worden bijgeplaatst.
      In het voorjaar hebben we te maken met een ander verschijnsel: veel kortere dagen. Weliswaar zal er nachtvorst ontstaan bij een onbewolkte hemel, maar het is niet zeker (wel waarschijnlijk) dat in die situatie er relatief veel zon-uren zijn. Het verdient dus aanbeveling de plaatsing van het zonnepaneel te laten afhangen aan de stand van de voorjaarszon. In een testopstelling (plaatsing zuid-west onder een hoek van 20 graden geeft een gemiddelde rendementsverlaging van zo'n 10 procent) blijft er ruim voldoende capaciteit over om alle functies uit te voeren.

       
    4. Accu
      1. Inleiding
        Aangezien de stroomafname voornamelijk 's nachts plaatsvindt en de energie opwekking overdag, is er een buffer nodig die de energie geruime tijd vast kan houden, een accu.
      2. Capaciteit
        De capaciteit van de accu moet zijn afgestemd op het te leveren vermogen. Een typisch geval is dat 's zomers met 2 pompen wordt gewerkt gedurende max. 30 minuten per nacht. Bij vorst wordt er slechts een pomp aangestuurd met een dosering van 6 seconde per minuut. Met deze eigenschappen is een accu van 25 Ah voldoende. Een overcapaciteit biedt voordelen.
      3. Type
        Het verdient aanbeveling een gasdichte loodaccu toe te passen. Deze zijn in diverse capaciteiten verkrijgbaar, hebben een lange levensduur en zijn nagenoeg onderhoudsvrij. Net als de gewone loodaccu kan ook deze accu niet langdurig ontladen zijn. Er bestaan ook speciale Solar accu's met capaciteiten van minder dan 10 Ah tot meer dan 100 Ah. Als de installatie 's winters niet wordt gebruikt, kan de accu worden aangesloten op een druppellader.

       
    5. Pomp(en)
      1. Inleiding
        Er kunnen diverse pomptypes worden aangesloten. Deze moeten pompen op een spanning van 12 V. Daar voor een flinke waterdruk er een redelijk vermogen gewenst is, loopt er door de leidingen naar de pompen een niet geringe stroom, bovendien kan in een tuin de afstand tussen accu en pomp nogal oplopen. Voor het kiezen van de bedrading moet daar dus rekening mee gehouden worden. Verschillende typen pompen kunnen worden toegepast.
      2. Dompelpomp
        Een voorbeeld hiervan is een hoogvermogen dompelpomp met een waterverplaatsing van 18 l/min (1080 l/uur). De gemeten stroom bedraagt zo'n 4 A. Dit is een redelijk goedkope pomp, die aangesloten op een zwenksproeier een gebied van zo'n 25 m2 kan besproeien.
        Het voordeel van deze pomp is dat hij klein is en onzichtbaar onder water wordt geplaatst.
        Een nadeel van deze pomp is dat deze een inzetduur heeft 50% en maximaal 30 minuten continu kan pompen. De sproeiregelaar vangt dit probleem op.
      3. Zelfaanzuigende pomp
        Een zogenaamde dekwaspomp levert een grote druk, die noodzakelijk is voor de goede werking van een sectorsproeier. Hierdoor kan een reikwijdte worden ingesteld tot zo'n 20 meter. De pomp wordt niet ondergedompeld en is dus zelfaanzuigend. Deze pomp is onderhoudsvrij en op alle punten beveiligd. Als nadeel heeft deze pomp dat hij zichtbaar is, meer stroom vraagt (10 A) en aanzienlijk duurder is dan een dompelpomp.
       
      Sproeier(s)
      1. Zwenk-en cirkelsproeiers
        Dit type sproeiers wordt toegepast voor rechthoekige of ronde oppervlakten.
      2. Sprinkler systemen
        Met een pulserende sproeier kan een groter oppervlak worden gesproeid. De sproeisector en de sproeistraal zijn instelbaar. Dit type sproeier wordt ook voor de beregening gebruikt. Deze sproeier bestaat voor een belangrijk deel uit metalen onderdelen, die bestand zijn tegen lage temperaturen. Voor een goede werking is een minimale druk noodzakelijk van 1.4 Bar.
      3. Druppelsysteem
        Met dit systeem worden planten druppelsgewijs van water voorzien. Hiervoor is een kleine dompelpomp voldoende. Plaats wel een terugslagventiel.
      4. Spuiten, broezen
        Bij gebruik van een universeel koppelsysteem is het eenvoudig de sproeiers los te koppelen een een mondstuk te monteren, waarmee handmatig kan worden bijgesproeid. Voor elk doel is er wel een spuit- broes of douche aansluitstuk verkrijgbaar
      5. Practische tips
        Voor dat de sproeiers worden geplaatst, moet eerst een beregeningsplan worden gemaakt. Wilt u bepaalde planten bv. druiven of aardappels niet besproeid hebben, dan moeten die buiten het sproeibereik liggen. Als meerdere sproeiers worden toegepast dan dienen de sproeiers elkaars sproeibereik enigszins te overlappen.
        Bepaal welke sproeiers moeten worden aangeschaft: vernevelaars of sproeiers. Vaak is een combinatie het beste. Soms moet een sproeier i.v.m. de beplanting verhoogd worden opgesteld.
        In siertuinen kan een verzonken sproeier onzichtbaar worden ingegraven; deze komt automatisch door de waterdruk omhoog. Voor moestuinen is het aan te raden om op strategische plaatsen een waterstopcontact te plaatsen, vanwaar het water bovengronds verder wordt gedistribueerd.